Succescoach Hugo Haak over sprinten op de baan: “Explosiviteit, maximale wattages, maximale kracht”
Hugo Haak duwt Lavreysen aan - foto: Cor Vos
donderdag 3 augustus 2023 om 20:00

Succescoach Hugo Haak over sprinten op de baan: “Explosiviteit, maximale wattages, maximale kracht”

Interview Hoe kan het toch dat het in Nederland op de weg en op de baan wemelt van de wereldtoppers op het gebied van sprinten? Met die vraag in het achterhoofd trok RIDE Magazine naar de hoofdrolspelers in kwestie. In de serie Sprintland Nederland proberen we in samenwerking met Nederlandse Loterij antwoord op die vraag te geven. De volgende in de reeks die aan de beurt is, is voormalig baanrenner en sprintcoach op de baan Hugo Haak (31).

In drie jaar tijd sleepte Hugo Haak als bondscoach van de baansprinters maar liefst 26 titels in de wacht. Een geslaagde periode? Dat is het eufemisme van het jaar. Hij begeleidde toppers als Harrie Lavreysen, Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx naar hun succesvolle sportieve prestaties, maar nam hij eind 2021 een onverwachts besluit. Op de baan had hij zijn missie volbracht, maar de weg bood hem de gewenste nieuwe kansen.

Van januari tot augustus van 2023 werkte Haak als sportief directeur bij TDT-Unibet, de ploeg van YouTube-sensatie Bas Tietema. Daar besloot hij zijn taken neer te leggen en kort daarna werd bekend dat Haak in een ‘assisterende rol’ bij de baansprinters opnieuw aan de slag gaat bij de KNWU. Vooralsnog geldt dit alleen voor het Super WK in Glasgow dat nu aan de gang is. Over een eventuele verdere samenwerking, volgen er na de mondiale titelstrijd gesprekken tussen beide partijen.

Hoe groot is dit verschil tussen de baan en de weg? Haak heeft daar een duidelijke mening over. “Ik zeg altijd: het is allebei op een fiets, maar de rest is anders.” Waar de weg een duursport is, draait het op de baan puur om kracht. “Sinds enkele jaren gaat het in de baansport alleen maar over hoe sterk je eigenlijk bent. Souplesse is iets wat steeds meer naar de achtergrond verdwijnt.  Op de weg moet je ervoor zorgen dat je de eerste vier of vijf uur koers zo energiezuinig mogelijk overleeft. Pas daarna hoop je zo fris te zijn dat je nog eens je hoogste wattages aan kan tikken. Daar zit dus een gigantisch verschil in.”

Ook de manier van trainen is hierom een wereld van verschil. De trainingen moeten aansluiten bij het gewenste energiesysteem. “Als wij trainingen deden op de baan, dan was het nooit langer dan een minuut. Dan zit je echt nog steeds vol in dat anaerobe (lees: zonder zuurstof, red.) systeem. Sprinters op de weg doen ook trainingen van vijf à zes uur, omdat ze dus tweehonderd kilometer plus moeten overleven voordat ze een sprint kunnen doen.”

Hugo Haak (in zijn actieve carrière), Jeffrey Hoogland en Niels Van ’t Hoenderdaal Europees kampioen Teamsprint in 2015 – foto: Cor Vos

De ultieme baansprinter
Kracht, kracht en nog eens kracht dus. Althans, dat zou je denken. Na negen jaar zelf op de baan te hebben gefietst en drie jaar als bondscoach te hebben gewerkt, heeft Haak een goed gevoel ontwikkeld voor de talentvolle baansprinter. Hij noemt drie belangrijke aspecten van de ‘perfecte’ baansprinter. “Je herkent een goede baansprinter aan kracht. Je kan fysieke testen doen en dan zie je direct aan de piekvermogens of iemand dat zou kunnen. Aan techniek, omdat de cadans natuurlijk wel iets hoger ligt dan op de weg. Dan zie je ook direct of iemand efficiënt kan ronddraaien. En tactisch inzicht speelt natuurlijk ook een enorme rol.”

De fysieke aanleg speelt dus een grote factor in de potentie van een renner. Toch kan een renner fysiek perfect zijn, maar de top niet halen. Mentaal vergt de sport veel. “Je moet het aankunnen om jezelf in een ontzettend korte tijd, tussen de dertig seconden en één minuut, helemaal leeg te trekken. Je moet het geduld hebben om dat te doen met pauzes van twintig tot dertig minuten, waarbij je gewoon echt alleen maar in een soort ruststand staat. Alles moet in een hele korte tijd gebeuren. Een split second kan het een verschil zijn tussen winst of verlies. Bij de weg heb je een hele koers, waarbij je een foutje kunt permitteren. Die zou je namelijk nog kunnen herstellen.”

Multidisciplinaire achtergrond 
Het uitvoeren van zo’n krachtexplosie in zo’n kort tijdsbestek is dus niet voor iedereen weggelegd. Opvallend is wel dat veel van de baanrenners, die wel de top halen, een achtergrond hebben in BMX. Geen toeval, volgens Haak. “Iedereen heeft verschillende types spiervezels. Als jij sprintvezels hebt en je gaat ook nog eens BMX’en, dan zie je dat je van jongs af aan geprikkeld wordt in dat explosieve en dat beentempo. In de BMX rijden jongeren een heel volwassen programma op hele jonge leeftijd. Als je daar de groeispurt samenbrengt met zo’n goede trainingsprikkel, dan kan het talent dat je hebt nog eens een keer extra versterkt worden.”

BMX kent veel raakvlakken met baansport – foto: Cor Vos

Helaas is het niet direct feest voor alle jonge BMX’ers. Een achtergrond in de discipline geeft geen garantie op succes op de baan. “BMX rijd je vanaf een startheuvel en dan trek je een sprintje van drie seconden. Daarna heb je geen echte constante druk op je benen. Op de baan heb je dat wel. Daar ben je gewoon dertig seconden lang vermogen aan het leveren. Jezelf omtunen naar constante druk op je benen, en dan ook nog eens maximale kracht uit je benen halen, kan een drempel vormen voor het bereiken van de wereldtop.”

Oranje boven
In de afgelopen jaren hebben in Nederland enkele mannen en vrouwen wél de wereldtop gehaald. De successen op de baan is één voorbeeld van het Nederlandse sprintsucces in de wielersport. Waar komen onze rappe benen vandaan? “In Nederland hebben we het meest baat bij het feit dat wij een enorm fietsland zijn. Daardoor hebben we dus heel veel talenten, die je vervolgens een bepaalde richting in kan sturen. Op de baan wordt bijvoorbeeld de afgelopen jaren heel erg gefocust op de sprint, omdat het gewoon enorm succesvol is en op de Olympische Spelen een hoofdnummer kan zijn.”

In deze sturing speelt de Nederlandse bond een significante rol. Vooral op de baan helpt de KNWU met sponsorgeld van instanties als de Nederlandse Loterij de sport vooruit. “Zij helpen ons met een fulltime programma gefinancierd vanuit het NOC*NSF. De bond is op dit moment en de afgelopen jaren een onmisbare schakel geweest voor de baansport. Zeker met de centralisatie op Papendal.” Op deze wijze krijgen de Nederlandse topatleten de juiste begeleiding en faciliteiten om optimaal te presteren.

Hugo Haak met Matthijs Büchli op het WK baanwielrennen in 2020 – foto: Cor Vos

Geen kwaliteit zonder kwantiteit
Hoewel Haak inmiddels niet meer actief is binnen de baansport, heeft hij nog wel een duidelijke visie over de toekomst van de sport. Waar we over de prestaties op dit moment niks te klagen hebben, is dat in de toekomst nog niet zeker. “Het is nu zaak dat we ervoor gaan zorgen dat de sport veel populairder wordt aan de hand van de prestaties die er nu neergezet worden. Dan doel ik op meer aandacht voor baanwielrennen. Misschien wel vanuit de bond, dat zij de baansport promoton zodat de hele sport populairder wordt.”

Baanwielrennen is wat dat betreft een lastige sport. Vaak maken jeugdrenners pas op latere leeftijd de transitie naar de baan, of gebruiken ze baanwielrennen in functie van een andere discipline. Haak zou graag willen zien dat ook de Nederlandse baantoppers voorbeelden zijn voor de jeugd. “Nu wil de jeugd vaak de Tour de France winnen. Ik hoop dat jonge kinderen ook gaan denken van: ‘Hé, ik wil de nieuwe Shanne Braspennincx of de nieuwe Harrie Lavreysen worden.’ Zo waarborgen we de Nederlandse baansprinters.”


Het complete achtergrondverhaal over waarom Nederland zo veel sprinters heeft, lees je terug in het zomernummer van RIDE Magazine. Dit verhaal is totstandgekomen door een samenwerking met Nederlandse Loterij, de hoodsponsor van de KNWU.

3 Reacties
Sorteer op:
4 augustus 2023 11:08
Goed artikel!
3 augustus 2023 15:05
Kortom : hengsten met die hengsten
    3 augustus 2023 16:14
    Misschien moet je het artikel nog eens lezen

Reacties zijn gesloten.