Mathieu van der Poel leerde in 2021 hoe hij Milaan-San Remo kon winnen
Analyse Op de Poggio als een straalvliegtuig wegrijden bij de allerbesten en vervolgens met een grote voorsprong alleen aankomen op de Via Roma in San Remo. Het is alleen de allergrootsten in de rijke geschiedenis van Milaan-San Remo gelukt om op deze manier te winnen. Zeker in het moderne wielrennen is het een vrijwel onmogelijke opdracht geworden om met zo’n heroïsche solo het eerste Monument van het jaar te winnen. Behalve als je Mathieu van der Poel heet.
In de laatste 29 edities van Milaan-San Remo is het alleen Vincenzo Nibali (2018) gelukt om met een aanval op de Poggio de Italiaanse openingsklassieker Milaan-San Remo solerend te winnen. Al bedroeg de voorsprong van de Siciliaan op de meet welgeteld acht meter en sloeg hij dus niet een kloof van 15 seconden die MVDP in de finale op de gerenommeerde tijdrijders Filippo Ganna, Wout van Aert en Tadej Pogacar wist te realiseren. Dit palet van grote kampioenen achter zich te laten, maakt deze zege alleen maar grootser en mooier.
We zijn het ondertussen gewend dat een handelsmerk van Mathieu van der Poel is om het schijnbaar onmogelijke te presteren. Hijzelf was overtuigd dat hij Milaan-San Remo ondanks een matige start van het wegseizoen kon winnen. Vorig jaar was de klassieker aan de Bloemenriviera immers zijn eerste koers na een hardnekkige rugblessure en toen zat hij al dicht bij de zege met een derde plek.
Dat MVDP echter zo dominant zou koersen en Pogacar op het zwaartepunt van de Poggio de spreekwoordelijke verkoudheid bezorgde met zijn demarrage had hij zelf ook niet durven dromen. Pogacar, die in dit prille seizoen al negen overwinningen op zijn naam heeft en bergop alle concurrenten tot dusver verpulverde, had op zijn terrein geen antwoord op de versnelling van de Nederlander. “Mathieu was té sterk. Hij sprintte naar de top, terwijl ik al kapot zat van mijn eigen versnelling”, antwoordde de Sloveen eerlijk.
De basis van deze zege in Milaan-San Remo ligt voor een deel in de editie van 2021 toen Mathieu van der Poel als vijfde over de streep snelde. In de tweede keer dat hij de Primavera reed, groeide het vertrouwen dat hij het eerste Monument van het jaar ooit kon winnen. Bovenal leerde hij dat voorjaar hoe je je conditie richting de grote afspraken in het voorjaar moet opbouwen.
In de eerste Italiaanse wedstrijden van 2021 was Van der Poel immers een klasse apart. Een overtuigende zege in Strade Bianche en liefst twee ritzeges in de Tirreno-Adriatico demonstreerden zijn vormpeil. Het hoogtepunt was zijn zege in de zware rit naar Castelfidardo waar hij in de regen en kou na een solo van 51 kilometer Tadej Pogacar tien seconden voorbleef.
Net als Wout van Aert (die in die Tirreno eveneens twee ritten won en ook nog eens tweede in het klassement werd) kwam Van der Poel er later in het voorjaar 2021 achter dat heel diep gaan in de Strade Bianche en Tirreno zijn prijs kent. In de daaropvolgende Monumenten kwam hij net dat kleine procentje frisheid tekort wat nodig is om te kunnen winnen. Eigenlijk werd na dat voorjaar al binnen Alpecin-Deceuninck de balans opgemaakt dat hij richting de grote Monumenten beter gedoseerd moest werken. Dat deze koersen de laatste prikkel in zijn trainingstraject moesten worden.
Geen makkelijke opdracht voor MVDP. Hij koerst immers om plezier te maken en plezier maken staat voor hem nu eenmaal synoniem voor straffe nummers opvoeren. Toch lijkt dat speelse karakter steeds meer ingedamd te worden door zijn ambities. Die ene zin die hij voor het WK in Wollongong uitsprak, zegt heel veel: “Ik besef dat ik niet meer heel veel kansen krijg om wereldkampioen op de weg te worden.”
Hoewel hij met een andere insteek aan dit wegseizoen begon, vielen zijn resultaten in zijn eerste acht koersdagen van dit seizoen tegen. Slechts vijftiende in ‘zijn’ Strade Bianche en een dertiende plek als beste rituitslag in de Tirreno-Adriatico waren resultaten beneden zijn eigen verwachtingspatroon. Hij had zichzelf toch een paar ritten echt willen testen, maar juist op die afspraken kwam hij niet uit de verf.
Sterker, op de klimmen waar hij zich in de ‘corsa dei due mare’ kon laten zien, daar zagen we hem al vroeg happen naar lucht. In de vierde rit moest hij op scherprechter Tortoreto Alto, die vier keer bedwongen moest worden, al op vijftig kilometer van de streep diep gaan om on het eerste peloton aan te haken. In de volgende ronde werd hij er gelost om uiteindelijk als 63ste op 5’21 van ritwinnaar Primoz Roglic te finishen.
Van der Poel bleef in zichzelf geloven. Dat hij de Tirreno nodig had als de extra trainingsprikkel om er in Milaan-San Remo te staan. Twee keer trok hij in die ronde uiterst succesvol de sprint aan voor ploegmaat Jasper Philipsen, maar over zijn eigen vorm kreeg hij geen bevestiging.
Naar eigen zeggen bleef de vertrouwensboost uit. Al hechtte hij daar nauwelijks waarde aan. Hij weet dat de klimmetjes aan de Ligurische kust een stijgingspercentage van maximaal 5% kennen en niet te vergelijken zijn met de veel steilere en langere klimmen uit de Tirreno. En wel vaker in zijn loopbaan was een slechte generale geen voorteken voor een slechte prestatie in het hoofddoel. Zelf haalde hij zijn 58ste plaats in Dwars door Vlaanderen in 2021 aan, waarna hij vier dagen later maar nipt de sprint voor de zege in de Ronde van Vlaanderen van Kasper Asgreen verloor.
Toch was Van der Poel achter het podium in San Remo eerlijk: “De manier waarop ik win, was buiten mijn verwachtingen.” Dat hij bergop kon wegrijden bij Pogacar en een nieuw record op de Poggio vestigde, had niemand verwacht. Met 5’40 heeft hij nu de recordtijd en is die van Laurent Jalabert en Maurizio Fondriest uit 1995 (5’46) gewist.
Precies op de dag 62 jaar na de zege van opa Raymond Poulidor in Milaan-San Remo (die na een afvalwedstrijd ook op de Poggio demarreerde, zie beelden op YouTube) overtrof Mathieu van der Poel zichzelf weer eens. En als hij dat doet, dan schrijft hij wielergeschiedenis die we alleen van de allergrootste ‘campionissimi’ kennen.
Dat Niki of Wout Poels een keer won vond ik al mooi, maar daar zat je dan ook 5 jaar op te wachten. Nu winnen de Nederlanders 5 mooie koersen per jaar, al is MvdP één van de weinige die blijft verrassen.
1-2: Hennie Kuiper en Jan Raas: 4 monumenten. Hennie Kuiper zelfs vier verschillende monumenten, Jan Raas 3.
3-4: Mathieu van der Poel en Jo de Roo: 3 monumenten (beide 2 verschillende).
5-6: Adri van der Poel en Niki Terpstra: 2 (verschillende) monumenten.
De Poggio is te kort en niet stijl genoeg voor Pogačar. Als aankomst zou ik het daar misschien mee eens zijn. Maar met dit parcours zal hij bijna altijd met een nog net betere sprinter moeten afrekenen.
Pogačar kan na een zware koers op 20mn misschien wel de hoogste waardes trappen van iedereen, maar onder de 10mn, met relatief frisse benen, op een snelle klim, moet hij kennelijk zijn meerdere erkennen in VDP, Ganna en Van Aert.
Dus ik denk echt niet dat ik de prestatie onderschat, maar de Poggio is gewoon niet lastig genoeg voor Pogačar. Dat gaf hij van tevoren zelf al aan, en zelfs aangeslingerd door Wellens lukte het niet. Hij zal het anders moeten aanpakken
Ik hoop dat hij deze tactiek volhoudt en één vuurpijl per race blijft afvuren.
Zoveel races verkloot 2x op een WK 1x een hongerklop en 1x niet geslapen.
Puur qua talent en inhoud zal hij nog veel meer kunnen winnen dan zijn palmares nu spreekt.
Interessant wordt het waar hij nog aantreedt tot de ronde en Roubaix. Ik denk E3 maar hoop GW.
17 MAART 2023 OM 10:50
Die gaat het zeker proberen op de Poggio omhoog al.
De Poggio zou ik toch niet meteen Pogacar 'zijn terrein' noemen.
Ook niet helemaal waar. Telkens als ie gelost in beeld kwam zag het er uiterst gecontroleerd uit, alsof ie gewoon geen zin had om te hoge inspanningen te doen. Hij heeft de Tirreno gewoon uitermate gedoseerd gereden. Verstandig ook.