De Rabowortels van kopman Wilco Kelderman
Special Wilco Kelderman heeft een topprestatie in de Tour de France geleverd. We zouden zijn vijfde plaats bijna niet meer opmerken na alle podiumsuccessen van de laatste jaren. Maar laten we dat toch maar doen. Toen Kelderman zondag over de streep rolde in Parijs, zou het voorlopig wel eens de laatste keer geweest kunnen zijn dat een Nederlander zo hoog eindigt in een grote ronde. De podiumklanten van de laatste jaren passeren de dertig. Hun beste jaren zijn misschien voorbij. Tijd voor een bespiegeling.
Je zou Wilco Kelderman wel eens vergeten tussen al die Nederlandse toprenners van nu. Goed is hij. Heel goed zelfs. Maar spectaculair goed als Tom Dumoulin of Mathieu van der Poel op een beste dag? Niet meteen.
Voor mijn boek over de Raboploeg belde ik natuurlijk ook met Kelderman. Op het eerste gezicht is een gesprek met de getogen Amersfoorter niet het meest spectaculaire als biograaf. De geschiedenis van een onbekende klokkenluider (Richard Douglas) of een interview met Jan Raas spreken wellicht meer tot de verbeelding. Maar een gesprek met Kelderman is wel heel opmerkelijk vanwege het volgende: een spontaan en heerlijk enthousiasme. Een renner wiens gemoed opklaart van een gesprek over zijn oude ploeg. En dat is lang niet bij iedereen het geval.
Misschien was Kelderman wel de meest enthousiaste van alle oud-renners. Op Michael Boogerd na dan. Geen voorbehoud. Geen zuur gezeik. Geen wrok. Scheelt misschien ook dat hij niet op zijn top hoefde te presteren in de door dope doordrenkte Rabojaren, maar toch. Als je naar Wilco Kelderman luistert, hoor je liefde voor de sport, de wil van een winnaar en de open blik van een nieuwsgierig man.
Hij is ook een renner die op een gekke manier toch wat onder de radar blijft, al zijn hele loopbaan. Gek omdat hij gewoon heel erg goed is. Maar misschien komt het ook wel door zijn wat nonchalante voorkomen en zijn onverklaarbare struikelpartijen op cruciale momenten.
Snel goed
Al in 2010 rijdt de pas 19-jarige Rabobelofte verrassend sterk met een derde plaats in het eindklassement van Le Triptyque des Monts et Châteaux en winst in de Tour Alsace. In 2011 wordt die lijn doorgetrokken met winst in de Ronde van Noorwegen en winst in de meerdaagse Internationale Thüringen-Rundfahrt tot 23 jaar.
“Ik begon vrij snel goed te fietsen en goede uitslagen te rijden en al vrij snel werd er gesproken dat ik de overstap naar de profs zou kunnen maken”, zegt Kelderman met kenmerkende onderkoeldheid over die tijd. Daar gaat hij, anders dan tegenwoordig met sommige jonge talenten gebeurt, niet in één rechte lijn naar de voorste rijen van het peloton.
Zijn eerste jaar bij de profs, 2012, is opvallend. Niet zozeer vanwege de uitslagen in algemene klassementen of door overwinningen, maar wel omdat hij het ten opzichte van leeftijdsgenoten heel goed doet. Kelderman wint bijvoorbeeld het jongerenklassement in de Ronde van Denemarken, in de Ronde van Californië en in de Dauphiné.
Mooie resultaten in een Nederlands team. En na 2013 is dat met het vertrek van Rabobank als profsponsor voorbij. Kelderman heeft een soort weemoed in zijn stem als de Rabotijd voorbij komt. Hij is complimenteus over zijn oud-ploegbaas Harold Knebel en denkt met plezier terug aan zijn jaren in bankdienst.
“De organisatie was super professioneel bij Rabobank. Ik kijk terug op een mooie periode en vind het wel jammer dat het er nu niet echt meer is. Een echte familieploeg. Typisch Nederlands met allemaal Nederlands personeel. Het voelde een beetje als familie. Dat gevoel is wel langzaam afgebrokkeld. Natuurlijk is er nog wel een Nederlandse ploeg in het peloton met Jumbo-Visma, maar dat is wel iets anders. Het was al met al gewoon een hele mooie tijd en ik vond het jammer dat het niet is doorgezet. Rabo investeerde super veel geld in de sport. Bijna alles kon. Ze hadden er veel voor over om iets moois neer te zetten.”
“De trots van zo’n echte Nederlandse ploeg”, zegt hij met enige spijt in zijn stem. “Dat mis ik wel. Rabobank, daar was je echt trots op. Heel Nederland stond achter die ploeg. Iedereen herkende dat en iedere liefhebber reed in die kleren rond. Dat gevoel is er niet echt meer.”
Gouden generatie
Keldermans jaren bij de bankploeg zijn ook de gouden jaren als het om talent opleiden gaat. Met als oudste Robert Gesink (35) gevolgd door Bauke Mollema (34), Steven Kruijswijk (34), Tom Dumoulin (30) en Kelderman (30). Die laatste een goed een half jaar jonger dan zijn Limburgse rivaal.
Wat een generatie. Het lijkt normaal, maar is het natuurlijk niet. We zien ze vandaag nog. En wat er morgen komt? Het zal minder zijn, zeggen diverse kenners in het boek ‘De Raboploeg’.
Richard Groenendaal: “De generatie waar we nu mee scoren is gefundeerd op de basis van Rabobank en ik huiver voor ná deze generatie. Zo’n opleiding is er niet meer op dit moment in Nederland.”
Robert Gesink: “Het wegvallen van Rabobank heeft ervoor gezorgd dat er nu niet zoveel aanwas is, en dat zullen we helaas op den duur ook gaan merken. Er komt een x-aantal jaren aan dat het minder dik gezaaid is.”
En dat doen dan weer denken aan de pré Rabojaren, toen de wielersport op een dieptepunt belandde en er nauwelijks aanvoer van talenten was. Dus nog één dag genieten van Kelderman op de voorposten van het Tourpeloton. Tot het niet meer normaal is.
Je ziet ook dat een renner als Vingegaard zich ook pas echt ging doorontwikkelen toen hij zich er fulltime op kon richten.
Die eerste stap is gewoon heel erg belangrijk en maakt dat de keuze tussen studie/maatschappelijke route, of profsport, eerder richting profsport kan vallen.
Bovendien had de opleiding door Rabo ook zijn negatieve aspecten. Door de eenzijdige focus op tijdrit- en klimtalent, zijn er nauwelijks sprinters en klassieke renners opgeleid. Mede daardoor zijn er een flink aantal jaren geen Nederlandse topsprinters geweest. En onze beste klassieke renners, denk aan Terpstra en Langeveld, moesten een andere veel lastiger weg afleggen om de top te bereiken.
Sam heeft nochtans genoeg jongerentruitjes gewonnen de afgelopen jaren om nu al in de vergetelheid te geraken.
En verder is het natuurlijk even afwachten hoe knulletjes als Arensman zich ontwikkelen. Je wordt tenslotte niet zomaar tweede in de Tour de l'avenir achter Pogacar, maar voor mannen als Mäder en Vlasov. Wel jammer dat zijn ontwikkeling nu wat stil lijkt te staan. Snel wegwezen bij DSM zou ik zeggen.
Feitelijk moesten deze ploegen (4 in totaal!) met een matig budget uit één vijver vissen en wisten desondanks resultaten neer te zetten die vaak beter waren dan de Rabo ploeg in zijn hoogtijdagen.
Vraag me vaak af of Rabo niet juist voor een verstikkende monocultuur in het Nederlandse wielrennen heeft gezorgd en de talentontwikkeling eerder heeft tegengewerkt dan bevordert.