Adriaan Helmantel en de sprintersmentaliteit: “De weg en de baan zijn een wereld van verschil”
foto: Siese Veenstra
woensdag 2 augustus 2023 om 07:45

Adriaan Helmantel en de sprintersmentaliteit: “De weg en de baan zijn een wereld van verschil”

Interview Hoe kan het toch dat het in Nederland op de weg en op de baan wemelt van de wereldtoppers op het gebied van sprinten? Met die vraag in het achterhoofd trok RIDE Magazine naar de hoofdrolspelers in kwestie. In de serie Sprintland Nederland proberen we in samenwerking met Nederlandse Loterij antwoord op die vraag te geven. De volgende in de reeks die aan de beurt is, is wegbondscoach van de junioren en beloften Adriaan Helmantel (42).

Menig coach is gespecialiseerd in een bepaalde discipline of kan het beste uit de voeten in een specifiek onderdeel. Dit geldt echter niet voor Adriaan Helmantel. Jarenlang was hij performancecoach bij Team Sunweb, waar hij samenwerkte met toppers als Tom Dumoulin, Marcel Kittel, John Degenkolb, Michael Matthews en Warren Barguil. In 2019 werd hij vervolgens bij de KNWU aangesteld als bondscoach van de beloften op de weg en voor de duuronderdelen op de baan.

De combinatie tussen de beloften op de weg en de duuronderdelen op de baan bleek toch een lastige. Na de Olympische Spelen van 2020 zou Helmantel zich volledig gaan ontfermen over het wegwielrennen en moest hij juniorenbondscoach Peter Zijerveld opvolgen, die met pensioen ging. Door corona werd dat een jaar opgeschoven en sinds 2021 heeft Helmantel de jeugdcategorieën op de weg bij de mannen onder zijn hoede en zet hij zich in als embedded scientist voor de wegonderdelen.

Deze taken noemen we op zijn zachtst gezegd divers. Ervaring op de baan, op de weg én in de ontwikkeling daarnaartoe. De Groninger – die in de RIDE najaarseditie van 2022 nog tekst en uitleg gaf over de kunst van het opleiden in het museum van zijn vader – kan dus als geen ander het antwoord op onze hoofdvraag geven, zou je zeggen. Helmantel merkt direct het onderscheid tussen de disciplines op. “Sprinten is allereerst heel explosief, maar je moet ook de mindset hebben van een sprinter. Dat is op de baan anders dan op de weg.”

Mentaliteit op de weg
Helmantel typeert de sprinter op de weg als een brutale durfal, die houdt van fietsen. “Op de weg moet je ook van lang fietsen houden, maar je moet echt een kick krijgen van zo’n massasprint. Er zijn heel veel die dat helemaal niet krijgen. Die het liever laten lopen in de finale dan zich er tussen te gooien. Je moet dat gevoel krijgen wanneer je een mooi treintje hebt die jou perfect in positie brengt. Sprinters zijn toch allemaal mannetjes met enige bravoure. Als je te lief bent en je kunt heel veel wattage trappen, dan ga je er in zo’n massasprint echt niet bij zitten.”

Een dergelijke mentaliteit kan er van jongs af aan al in zitten. De wil om een massasprint te winnen is daarbij belangrijk. “Je moet je ook echt in de hectiek van een massasprint willen gooien. Daar moet je jezelf ook in willen ontwikkelen. Veel sprinters prefereren zich allround te ontwikkelen. De junioren en beloften willen namelijk vaak ook een klimmetje over kunnen. Als je echt goed bent kun je dat ook wel, maar echte sprinters zijn de renners die enkel een massasprint willen winnen. Dat is wel een instelling die je moet hebben om daarvoor te gaan.”

Wanneer deze instelling ontbreekt, is het niet direct het einde van je sprintcarrière. Toch moet een renner dan leren dat winnaarsinstinct aan te spreken. “Bij Olav Kooij was het heel vroeg duidelijk dat hij en massasprint wilde winnen. Hij is een rustige gast, maar hij wil winnen. En dat doet hij nu ook. Hij is nu al wereldtop in sprinten. Marijn van den Berg is dan een ander verhaal. Hij moest groeien richting winnaar zijn. Daar ging wel een proces aan vooraf om dat te worden. Enkele jaren terug hebben we de eerste stappen gezet. Hij had iets meer tijd nodig om ook bij de profs met de mindset rond te draaien dat hij een winnaar is.”

Olav Kooij (rechts) met WK-brons in 2021 – foto: Cor Vos

Mentaliteit op de baan
Voor zowel een sprinter op de weg als op de baan geldt dat je er een speciaal karakter voor nodig hebt. Waar Helmantel echter de wegsprinter nog beschrijft als een liefhebber van fietsen, ligt dat bij de baansprinter net iets anders. “Ik heb wel eens aan die baansprinters gevraagd of zij het ook mooi vonden om de Ronde van Vlaanderen te kijken op televisie. Nou, daar hadden ze dan niet zoveel mee. Dat zijn echt wel een ander soort wielrenners.”

Echte baansprinters houden dus niet van wielrennen. Het draait om kort pieken en dan weer rust. “Een baansprinter is als een leeuw. De hele dag rustig aan doen en op de momenten dat het echt moet gebeuren, dan alles leveren. Dat is niet alleen in de wedstrijd, maar ook in training. Zij leveren veel werk in het krachthonk, maar moeten er niet van houden om lekker veel uurtjes te maken. Ik denk dat heel veel wielrenners ongelukkig zouden worden van zo’n trainingsschema.”

Andersom moet een baansprinter ongelukkig worden van het trainingsschema van een wegwielrenner. De bondscoach herinnert zich een mooie anekdote rondom Roy van den Berg.  “Hij had in het begin écht een hekel aan duurtraining. Hij heeft wel eens een keer een taxi gebeld, omdat hij nog een half uur naar huis moest en er geen zin meer in had. Het klinkt misschien gek, maar dat is eigenlijk een voorwaarde. Je moet als baansprinter niet zo houden van lang fietsen. Je moet de kracht slechts in een paar seconden kunnen leveren.”

Nederlandse structuur 
Naast de fysieke vereisten lijken wij in Nederland ook over de juiste mentaliteit te beschikken. Lorena Wiebes, Fabio Jakobsen, Harrie Lavreysen en Elis Ligtlee zijn slechts enkele topsprinters die ons land rijk zijn. Hoe komen we aan deze karrevracht met sprinttalent? “We zijn natuurlijk een land waar we geen bergen hebben. Als sprinter heb je dus volop mogelijkheden om je te ontwikkelen. Ik denk dat dit een belangrijk factor is. Ook dat sprinters als vol worden aangezien. Zij krijgen de kans om zich te ontwikkelen. Er ligt geen pure focus op klimmen, zoals in sommige andere landen wel het geval is.”

Adriaan Helmantel en Pieter van den Hoogenband in Minsk – foto: Cor Vos

Het succes op de baan kan Helmantel niet los zien van de structuur van de KNWU. Het fulltime programma met steun van sponsors als de Nederlandse Loterij heeft het baansprinten naar een hoger niveau getild. “Ik denk dat op de baan de komst van René Wolff zeer toonaangevend is geweest. Hij heeft echt zijn structuur neergezet, een fulltime programma waarin heel goed getraind wordt en het niveau enorm gestegen is. Dat is het begin geweest van waar nu een fort gebouwd kan worden. Dagelijks trainen de toppers met elkaar en dagen ze elkaar uit in de juiste omgeving. Ik denk dat dit superbelangrijk is geweest voor het succes van de baansprinters nu.”

Toekomst
Grote internationale successen behalen is één ding. Deze successen ook behouden is een tweede. Helmantel vindt dat de wielersport moet waken over het sprintersvak. “In het algemeen wil je dat er genoeg mensen zijn die dokter willen worden.  Dat er genoeg mensen zijn die timmerman willen worden. Dat er genoeg mensen zijn die bakker willen worden. Als iedereen straks dokter wil worden, dan hebben we straks geen vakmensen in de maatschappij meer over. En eigenlijk moeten we dat ook uitstralen in het wielrennen.”

Hiermee doelt de bondscoach op het promoten van de diverse specialisaties die de wielersport rijk is. Zo ook dus het sprinten. “Jongeren moeten niet per se de nieuwe Mathieu van der Poel, Wout van Aert, Remco Evenepoel of Tom Dumoulin willen worden. Je moet ook kansen bieden om de nieuwe Dylan Groenewegen, Fabio Jakobsen, Olav Kooij, Charlotte Kool, Harrie Lavreysen, Jeffrey Hoogland of Elis Ligtlee te kunnen worden. Ik denk dat dit belangrijk is. Dat we dat met z’n allen blijven uitstralen dat alle programma’s de moeite waard zijn.”


Het complete achtergrondverhaal over waarom Nederland zo veel sprinters heeft, lees je terug in het zomernummer van RIDE Magazine. Dit verhaal is totstandgekomen door een samenwerking met Nederlandse Loterij, de hoodsponsor van de KNWU.