De Passo Mortirolo en Passo Gavia: broedplaats van legenden
Voor vertrek ben ik stiekem best een beetje huiverig. Over de steile Mortirolo doen verhalen de ronde die menigeen angst inboezemen. Mijn knie doet pijn, maar toch wil ik omhoog. De Passo Mortirolo en Passo Gavia zijn tenslotte een bijzondere twee-eenheid in het hart van de Italiaanse Alpen die garant staat voor een dag spectaculair klimmen.
‘Pas’ in 1990 werd de Mortirolo voor het eerst in het parcours van de Giro d’Italia opgenomen, maar sindsdien is het al gauw een vaste stekhouder geworden. Dankzij de 14 verschijningen in het Giro-parcours weten ook recreatieve wielrenners de klim goed te vinden. Het steile pad, waar weinig gemotoriseerd verkeer omhoog gaat, geniet ondertussen grote bekendheid onder wielrenners.
Opvallend genoeg werd de meer bekende Gaviapas minder vaak in het parcours opgenomen; 9 keer sinds 1960. De pas die ten tijde van de Eerste Wereldoorlog is aangelegd om Italiaanse soldaten te bevoorraden, piekt op 2621 meter. Vanwege barre weersomstandigheden is de pas soms slechts 4 maanden per jaar open. Mede omdat de weg aan de zuidzijde erg smal is (vaak niet meer dan 3 meter breed), is hij lastig sneeuwvrij te houden. Hierom, en mede vanwege het bij vlagen ontbreken van vangrails langs de 500 meter hoge afgrond, staat de weg als erg gevaarlijk bekend.
Ik beklim de Mortirolo vanuit Mazzo di Valtellina; de ‘klassieke’ kant. Er zijn nog drie andere manieren om de top van de Mortirolo te bereiken. Het wegdek loopt aan deze zijde 11,4 kilometer lang aan een gemiddelde van 11% omhoog. Een deftig verzet is voor iedereen die zonder voetje aan de grond boven wil komen een vereiste. De eerste kilometers loopt het wegdek nog aan een schappelijke 7 à 9 procent omhoog, maar na drie kilometer volg het loodzware middenstuk.
Kilometerslang lijkt het wegdek recht omhoog te lopen en zijn stijgingspercentages als 13% en 14% de norm. Uitzicht om de pijn te verzachten of rust in haarspeldbochten is er ook weinig. Door het bos loopt de weg constant omhoog, op een enkele uitzondering na. Ondanks de moeilijkheidsgraad van de beklimming heeft het toch iets moois. Misschien is het de vorm van de dag waardoor ik goed omhoog kom, maar tegelijkertijd lijkt het temmen van een dergelijke monstercol een bepaald gevoel van macht te geven.
Langs Il Pirata
Vier kilometer onder de top hangt aan de bergwand een monument ter ere van Marco Pantani. Door mijn trage tempo heb ik goed tijd het te bestuderen. Het uit ijzer geboetseerde figuur is onmiskenbaar Pantani, met zijn typische stijl in de beugels. Ik besluit even aan te zetten en op diezelfde manier even omhoog te fietsen, maar al gauw word ik door de zwaartekracht teruggeroepen en moet ik weer verder fietsen op mijn gebruikelijke, minder indrukwekkende tempo.
Het monument kondigt ook het slot van de beklimming aan, al is de top met vier steile kilometers nog best ver weg. Het wegdek wordt iets minder steil, maar stijgingspercentages in de dubbele cijfers blijven veelvoorkomend. Als je in haarspeld nummer vier aan je linkerzijde een Rifugio passeert is het tijd om de eindsprint in te zetten. Vanaf hier is het namelijk nog ruim 700 meter naar de top, die in vergelijking met de rest van de klim relatief makkelijk zijn. Op de top word je begroet door twee grote keien met daarop de hoogte en naam van de pas, en een kudde koeien.
Waar vrijwel de gehele klim eigenlijk door het bos loopt heb je op de top uitzicht op de Alpentoppen die de grens tussen Zwitserland en Italië vormen. Heel bijzonder is het echter niet, dus na het aantrekken van een regenjasje en het eten van een reepje stap ik weer op de fiets voor de afdaling. Net als omhoog, loopt ook hier het wegdek steil naar beneden. Mede door veel bochten en slecht zicht door het bos is het zeker in het begin geen aangename afdaling. Mijn remmen draaien overuren, want op de smalle weg is weinig ruimte om te corrigeren. Na enkele kilometers wordt het iets meer ontspannen doordat de weg een stuk minder bochtig wordt, maar het blijft tricky.
Door het hart van de Alpen
Een kleine twintig kilometer door het dal volgt, met enkele stukken vals plat richting Ponte di Legno. Eenmaal aangekomen in deze plaats is het aan te raden nog een keer goed bij te tanken, aangezien dit het beginpunt van de Passo Gavia is. Eerst begint de klim nog rustig met stijgingspercentages rond de 5%, maar al na drie kilometer volgt een eerste steile strook aan 10%. De Gavia is gelukkig een stuk minder steil dan de Mortirolo, al kent hij dus ook enkele uitdagende stroken. Zoals in dit deel van de omgeving normaal is, kan het daarnaast ook op de Gavia behoorlijk spoken. Waar ik bijvoorbeeld tijdens de eerste helft van de beklimming nog kan genieten van het uitzicht, kom ik boven met amper twintig meter zicht door dikke mist.
In het begin loopt de klim door het dal, maar na enkele kilometers kruip je langs een bergwand omhoog. Niet alleen visueel is dit merkbaar, dit is waar de weg – na een relatief makkelijk begin – serieus omhoog begint te lopen. Bij het inrijden van het bos versmalt de weg, en brengen een opeenvolging van 10 haarspeldbochten je in rap tempo omhoog. Wat volgt is een indrukwekkend uitzicht: voor je prijkt een dor berglandschap, terwijl je achter je de weg langs de bergwand ziet kronkelen.
Kort voor de top volgt een tunnel waar werkelijk geen hand voor ogen te zien is. Lampjes zijn geen overbodige luxe, al is het zelfs dan een behoorlijk uitdaging om door de tunnel te geraken. Bij het uitrijden van de tunnel is het nog een kleine drie kilometer. Aan de woeste omgeving is overduidelijk zichtbaar dat je op hoogte zit. Slechts wat mossen en grassen leven hier, verder zijn het vooral gesteenten en wellicht wat sneeuw wat je ziet. In de verte prijken tal van besneeuwde bergtoppen van meer dan 3000 meter hoog.
Eenmaal aangekomen op de top, kan je bij het Rifugio Bonetta terecht om weer op te laden. Neem hier vooral binnen een kijkje want in het restaurant hangen talloze verschillende foto’s en andere memorabilia omtrent de Gavia en de vele noemenswaardige verhalen die zich er hebben afgespeeld. Achter dit restaurant zie je tevens de bergtop liggen waar de pas naar vernoemd is.
Zigzaggend omlaag
Evengoed het slecht weer kan zijn in de Alpen, kan het weer ook snel in positieve zin omslaan. Waar ik bibberend van de kou het rifugio indook bij aankomst op de top, daal ik in volle zon af en krijg ik de kans te genieten van het indrukwekkende uitzicht dwars door het nationaal park Stelvio. Net als de afdaling van de Mortirolo is echter ook de afdaling van de Gavia best lastig. Ditmaal niet door een smalle weg of vele bochten, maar vooral vanwege het slechte wegdek. In de bij vlagen vrij snelle afdaling is het vooral een uitdaging de vele gaten in de weg te vermijden.
In de lange afdaling (ruim 25 kilometer) doet de zon zijn werk en warm ik ondanks een nat wegdek en ferme rijwind behoorlijk op. Vermoeid rol ik Bormio weer in, maar enthousiasme overheerst. Het slechte weer en bijbehorende slechte zicht op de Gavia zijn de enige smetten op een verder prachtige rit. De opeenvolging van deze twee zware cols eist zijn tol op het lichaam, maar brengt je wel door een indrukwekkend deel van de Alpen. Omgeven door ruwe bergtoppen word je vooral in het tweede deel van de rit beloond met prachtige vergezichten. Het is geen alledaags ritje, maar juist daarom een prachtige uitdaging.
Ik ben er zelf helaas nog nooit geweest.
Tip die ik voor de Gavia wil geven.
beklim deze 's morgens (zeker aan de zuidkant) op tijd. De pas is dermate smal dat je later op de dag (bij drukker verkeer) regelmatig stil komt te staan.
Ook met de fiets kom je dan amper door.
@mcnuggets: Geen zorgen maken: blijven eten en drinken en de Stelvio vanuit Bormio is de 'makkelijkste' van deze drie klimmen ;-)...